"De vijand verkiest om in het verborgene te werk te gaan. Als het je niet goed gaat, kan het verleidelijk zijn ervoor te kiezen je innerlijke strijd helemaal voor jezelf te houden. Uit schaamte, omdat je denkt dat er toch niets aan te doen is, omdat je er een ander niet mee belasten wil etc.. Die moeilijke gedachten gaan dan vaak een leven op zich leiden, worden sterker en nemen dimensies aan die totaal buiten proportie zijn. Het eenvoudig toevertrouwen van wat zich in je afspeelt aan een betrouwbare persoon volstaat vaak om die negatieve spiraal te stoppen en het probleem tot zijn ware omvang te herleiden." (naar Ignatius van Loyola, in: Herademing, maart 2015, p. 22-23)

“In het belijden van concrete zonden sterft de oude mens een pijnlijke, schaamtevolle dood voor de ogen van een broeder (of zuster, jm). Omdat deze vernedering zo zwaar is, doen we alles om het te vermijden. Maar tegelijkertijd ervaren we in de diepe mentale en lichamelijke pijn van de vernedering in het bijzijn van de ander onze redding en verlossing.” (Dietrich Bonhoeffer)

“Biechten is zo’n moeilijke oefening omdat we de gelovige gemeenschap beschouwen als een gemeenschap van heiligen, voordat we haar zien als een gemeenschap van zondaren. We krijgen het gevoel dat alle anderen zo ver gevorderd zijn in de heiliging, dat we geïsoleerd en alleen zijn in onze zonde. We durven ons falen en onze tekortkomingen niet aan anderen bekend te maken. We vrezen dat we de enigen zijn die problemen hebben.” (Richard Foster, Het feest van de navolging, pag. 132)

Waarom schuld belijden aan elkaar?

“Draag elkaars lasten, zo leeft u de wet van Christus na.” (Galaten 6:2)

“Laat iemand die ziek is de oudsten van de gemeente bij zich roepen; laten ze voor hem bidden en hem met olie zalven in de naam van de Heer.  Het gelovige gebed zal de zieke redden, en de Heer zal hem laten opstaan. Wanneer hij gezondigd heeft, zal het hem vergeven worden. Beken elkaar uw zonden en bid voor elkaar, dan zult u genezen. Want het gebed van een rechtvaardige is krachtig en mist zijn uitwerking niet.”     (Jakobus 5:14-16)

Allereerst is er de persoonlijke schuldbelijdenis voor God. We belijden onze zonde(n) aan Hem, in onze binnenkamer. En van Hem ontvangen we vergeving, door het offer van Christus.
Niet iedereen ervaart die vergeving daarna ten volle. Je bidt, je smeekt, en ergens weet je dat God vergeeft, maar er is geen gevoel van opluchting. Er drukt een last op je schouders, zozeer dat je zelfs kunt gaan twijfelen aan Gods vergeving en dat je gaat wanhopen aan je schuldbelijdenis.
Kortom: in de binnenkamer aan God om vergeving vragen is niet altijd voldoende.

Bovendien betekent de zonde niet alleen een verstoring van de gemeenschap met God, de zonde verstoort ook de gemeenschap met elkaar. Om deze reden roept Jakobus op om elkaar de zonden te belijden en zegt Jezus in Matteüs 18:15-17 dat we elkaar op het niveau van de gemeenschap op zonden mogen aanspreken. Zonde verbreekt gemeenschap, schuldbelijdenis herstelt die gemeenschap.

Het ‘sacrament van de biecht’ helpt ons verder. Je spreekt je schuld uit voor het aangezicht van een broeder of zuster, iemand die de ‘gemeenschap der heiligen’ op dat moment voor jou vertegenwoordigt. Dat kan mondeling of schriftelijk.

  1. Wie zijn schuldbelijdenis op papier zet, verkleint daarmee de ruimte voor verontschuldigingen of verzachtende omstandigheden. Je neemt de volle verantwoordelijkheid voor eigen handelen op je.
  2. De biecht is een moment om de ernst van de zonde te overdenken. We staan schuldig tegenover een heilig God, waarvan de profeet Habakuk zegt: “Uw ogen zijn te zuiver om het kwaad te kunnen aanzien, de ellende te kunnen verdragen.” (1:13)
  3. Door degene die de biecht aanhoort, kan er een woord van vergeving gesproken worden. Er wordt ‘absolutie’ uitgesproken. Volgelingen van Jezus Christus hebben de bevoegdheid ontvangen om een schuldbelijdenis aan te horen en in de naam van Christus vergeving uit te spreken.
  4. Dit gebeurt altijd in de naam van Christus. Het is Jezus die voor ons aan het kruis ‘het ondraaglijke gedragen heeft’ en die de ondraaglijke last van onze zonde nog dagelijks van ons wil overnemen.

Andrew Comiskey is actief in een bediening onder seksverslaafden en weet uit ervaring wat het is om te worstelen met relationele en seksuele zonden. In zijn boek Kracht in zwakheid – de genezende kracht van genade schrijft hij:
“Door onze zonde hardop uit te spreken, brengen we de leugen onder woorden en nemen we er verantwoordelijkheid voor. Het belijden van onze zonde breekt de muren van rationalisatie en verdringing af die onbewust zijn opgetrokken.” (pag. 132)
Omdat we in geval van seksverslaving met een hardnekkige zonde te maken hebben, zegt hij: “Het kan absoluut noodzakelijk zijn dat we dezelfde zonde vele malen opnieuw belijden, voordat de overheersing ervan over ons leven definitief is verbroken. Dit kan bijvoorbeeld gelden voor langdurige zonden als seksuele fantasieën en masturbatie.”  (pag. 133)
Zie verder Hulp bij verslaving aan seks of porno.

Biechten als vorm onderhoud van geestelijk leven

Als iemand zich bewust is van concrete en ernstige zonde, is er alle aanleiding tot de biecht. De biecht kan echter ook worden gezocht als een soort onderhoud van het geestelijk leven.

  1. Richard Foster beschrijft zijn ervaringen met een biechtproces, zonder dat daar een concrete aanleiding toe was. Er was geen aanwijsbare last of zware zonde in zijn leven. Er was alleen maar een verlangen om meer kracht van God in zijn bediening te ervaren. En er was een onmacht om allerlei mensen met grote noden te helpen. Richard Foster sprak zijn verlangen uit naar God toe en toen groeide in hem het besef dat er wellicht iets in zijn verleden een belemmering kon vormen.
    Hij maakte plan; hij verdeelde zijn leven in drie periodes: kinderjaren – jeugd – volwassenheid.
    “Op de eerste dag verscheen ik in gebed voor God, met potlood en papier in mijn hand. Ik vroeg Hem mij alles uit mijn kinderjaren te laten zien waarvoor ik vergeving of genezing of beide nodig had. Daarna wachtte ik zo’n tien minuten in stilte. Alles wat er uit mijn kinderjaren in mijn gedachten kwam schreef ik op. Ik deed geen enkele poging die dingen te analyseren of de betekenis ervan vast te stellen. Ik vertrouwde erop dat God alles zou laten zien wat zijn genezende aanraking nodig had. Nadat ik klaar was, legde ik het papier weg. De volgende dag deed ik hetzelfde met mijn jeugdjaren en op de derde dag waren mijn jaren als volwassene aan de beurt.”

    Vervolgens gaat Foster met het papier in de hand naar een broeder in Christus, die tevoren op de hoogte is gebracht van het doel van het bezoek: de biecht.
    “Langzaam en soms met grote pijn, las ik voor wat er op het papier stond, en voegde er slechts aan toe wat nodig was om de zonde duidelijk te maken. Toen ik daarmee klaar was begon ik het papier in mijn aktetas terug te doen. Mijn zielzorger-biechtvader hield mij vriendelijk tegen (….) en nam het stuk papier in de hand. Zonder een woord te zeggen nam hij een prullenmand en scheurde het papier voor mijn ogen in duizend kleine stukjes en liet ze in de prullenmand vallen. Die krachtige non-verbale uitdrukking van de vergeving werd gevolgd door een eenvoudige absolutie. Ik wist nu dat mijn zonden zo ver van mij weg waren als het oosten verwijderd is van het westen.
    Vervolgens legde mijn vriend mij de handen op en bad voor de genezing van alle verdriet en pijn uit mijn verleden. De kracht van dat gebed draag ik tot op de dag van vandaag met me mee.”

    Foster beschrijft verder dat hij geen dramatische gevoelens onderging. Het was niet meer dan een daad van pure gehoorzaamheid. In de periode erna gaat hij een vrijheid ervaren die hij daarvoor nooit gekend heeft.
    Bovendien was er een bijverschijnsel. Doordat Richard Foster zijn leven zo bloot legde bij zijn vriend, kwam er ook bij deze een nieuwe vrijheid om zijn eigen (zware) zonde te belijden. Een zonde waarover hij nog nooit met iemand had gesproken. “Vrijheid brengt vrijheid voort.”

  2. Agnes Sanford schrijft in The Healing Light over de persoonlijke biecht in het kader van genezing van emoties. Juist wie actief is in de bediening van genezing (en bevrijding, jm), loopt het risico zozeer met anderen te bidden rondom genezing en vergeving, dat je je eigen zonden en zwakheden minder bewust bent. Dat kunnen blinde vlekken zijn, dat kunnen ook zonden in je onderbewuste zijn. Juist voor mensen in een bevrijdings- en genezingsbediening of geestelijke leiders kan ook hoogmoed op de loer liggen. Ze hebben het nodig om niet alleen vergeving uit te spreken voor anderen (absolutie), maar ook om zelf voortdurend weer vergeving te ontvangen.
    Een vriend wees haar op de mogelijkheid om het gebedenboek van haar kerk (The Confessional) te gebruiken. Het is een methode van alle eeuwen, van de woestijnvaders, van kloosterlingen, maar niet bedoeld om te gaan navelstaren of zo geestelijk te worden dat het je scheidt van ‘gewone mensen’. De vriend van Agnes Sanford adviseerde haar het volgende te doen:
  • Verdeel je leven in zeven periodes.
  • Neem zeven dagen – elke dag dezelfde plaats en dezelfde tijd - en overdenk dagelijks niet-beleden zonden of pijnlijke herinneringen. Vraag de Heilige Geest om je dit te binnen te brengen. En schrijf deze op, kort en bondig, ook als het om ‘poppenzonden’ gaat. Vermeld geen namen of verzachtende omstandigheden.
  • Na de eerste dag: leg je papier weg en ga over tot de orde van de dag.
  • Op de tweede dag herhaal je dit over de volgende periode van je leven (zelfde tijd, zelfde plaats). Zo ook de derde t/m de zevende dag.
  • Noteer ook zaken die je klein en onbetekenend voorkomen. Die kunnen zijn als splinters in je hand: onzichtbaar, maar zolang ze er zitten kunnen ze voor een ontsteking zorgen. Zo kunnen de splinters in onze herinneringen zorgen voor onbestemde angsten, spanningen of andere ongemakken waarvan we ons niet bewust zijn.
  • Tot slot neem je een dag van 24 uur, een soort retraitedag, om je te wijden aan deze zaken. Je overdenkt alles wat je hebt opgeschreven en je gaat ermee naar een biechtvader of biechtmoeder, liefst een onbekende.

Ook Agnes Sanford beschrijft hoe ze dit proces doorliep als een daad van de wil. Er waren geen bijzondere emoties aan verbonden, of het moest dat ongemakkelijke gevoel zijn dat je je zonden belijdt en neerknielt bij een kruis. Het was een daad van gehoorzaamheid. En daarna kwam een proces van genezing op gang …. En nog iets mooiers: een nieuwe ervaring van de liefde en vergeving van Christus ging haar hart vervullen. Zijn leven ging krachtiger door haar leven heen stromen.

Andrew Comiskey: “Schuldbelijdenis is de weg naar kracht in zwakheid (………) Onze zwakheid blijft – we blijven in de verleiding om te zondigen. Nu we niet langer bedekt zijn door zonde en schaamte, nodigen we de herscheppende kracht van zijn genade uit om ons in onze zwakheid tegemoet te komen.”  (pag. 136)

Schuld belijden: randvoorwaarden

Voor een oprechte schuldbelijdenis zijn verschillende dingen nodig (Foster, 136-138):

  1. Onderzoek van het geweten. En vervolgens de zonden bij naam en toenaam noemen. Hoe concreter hoe beter. (Let wel: concreet betekent niet altijd ‘gedetailleerd’, ‘tot in de kleinste details’).
    Je kunt denken aan de Tien Woorden of aan de zaligsprekingen uit de Bergrede (een voorbeeld op dit artikel in www.biddeniseenweg.nl).
    Je kunt ook denken aan de zeven hoofdzonden van onze christelijke traditie: luiheid – hoogmoed – woede – gulzigheid/vraatzucht – wellust – gierigheid/hebzucht – jaloezie.
    Foster onderscheidt tussen zonden van het hart (trots, gierigheid, woede, vrees) en zonden van het vlees (luiheid, vraatzucht, begeerte, moord).

  2. Berouw. Berouw over de zonde is niet in de eerste plaats een emotie, het is eerder een wilsbesluit. Daarmee hangt samen een afschuw dat je die zonde hebt bedreven en een diepe spijt dat je aan het hart van de Vader en vaak ook van de naaste pijn hebt bezorgd.

  3. Een vastbeslotenheid om de zonde te vermijden.”Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn,maar wie ze belijdt en nalaat, zal barmhartigheid verkrijgen.” (Spreuken 28:13, HSV)

  4. In dit proces van zelfonderzoek moet er een duidelijk eindpunt zijn, vooral om te voorkomen dat je in een toestand van permanent zelfveroordeling terecht komt. Schuldbelijdenis begint in verdriet, maar eindigt in vreugde.

  5. En als er iets is wat we nooit aan iemand durven te vertellen? Wat te doen als we de moed niet hebben om een bepaald deel van ons leven tegenover iemand anders te openen? Dan kun je naar een broeder of zuster toe gaan en zeggen: “Ik heb je hulp nodig. Er is een zonde die ik niet kan belijden.” Je broeder of zuster (biechtvader/biechtmoeder) zal je dan een paar eenvoudige vragen stellen, waarop je alleen maar met ‘ja’ of ‘nee’ hoeft te antwoorden.

Bij wie?

Biechten doe je bij iemand die ‘als een betrouwbare priester voor je kan zijn’(Comiskey). In principe mag iedere christen de schuldbelijdenis van een ander aanhoren. Maar niet iedere christen kán dit ook. Niet iedere christen heeft daartoe voldoende inlevingsvermogen of begrip. Bovendien kan niet iedereen een geheim voor zichzelf houden. Weer anderen zijn niet geschikt omdat ze veel te geschokt zijn bij het aanhoren van specifieke zonden. Of ze verstaan de diepte van de zonde en van de schuldbelijdenis niet, halen hun schouders op en zeggen: ‘Dat is toch zo erg niet’.
Er blijven meer dan genoeg christenen over die wel in staat zijn om een biecht aan te horen. Als je God hierin om wijsheid en leiding zoekt, zul je die altijd vinden. Hun voornaamste kenmerken: geestelijke rijpheid, wijsheid, bewogenheid (empathie), gezond verstand, betrouwbaarheid (geheimhouding) en een weldadig gevoel voor humor. Vaak zijn het ‘gewone’ gemeenteleden.

Voorwaarden voor degene die de biecht aanhoort

Enkele inzichten van Richard Foster (pag. 139-140):

  1. Samen staan we voor het kruis, zowel biechtvader/biechtmoeder als biechteling. We leven van hetzelfde genadebrood. We zijn beiden zondaar. “Wie eens verschrikt is geweest over de afzichtelijkheid van zijn eigen zonde die Jezus aan het kruis heeft genageld, kan niet meer verschrikt zijn over de zonde van een broeder,ook niet de allervuilste.” (Bonhoeffer). Dit besef bevrijdt ons een gevoel van superioriteit, van beter te zijn dan die ander. Dit bewaart ons voor een veroordelende houding.
    ”Door te leven onder het kruis kunnen we de meest afschuwelijke dingen van de allerbeste mensen aanhoren, zonder zelfs maar met onze ogen te knipperen. Ze weten dat het veilig is om bij ons te komen. (…...)  Als we in deze geest leven, hoeven we anderen niet te zeggen dat we vertrouwelijke informatie niet zullen doorvertellen. Ze weten dat wij hen niet zullen verraden.” (Foster, 139)

  2. Bid om het licht van Christus over het leven van jezelf en van de biechteling. Bid om wijsheid, onderscheidingsvermogen en bovenal om liefde.

  3. Zwijg en luister wanneer iemand zijn zonde of pijn uitspreekt. Kom niet met voortijdige troost of voortijdige vergeving. Soms kom je in de verleiding om dat te doen, omdat je de spanning van de schuldbelijdenis zelf niet kunnen verdragen. ”Een vrouw beleed eens haar verdriet aan mij en aan de Heer. Toen zij ophield voelde ik me gedrongen in stilte te wachten. Na verloop van enige tijd begon ze een diepe innerlijke zonde te vertellen die ze nog nooit aan iemand had durven belijden.” (Foster, 140). Later vertelde deze vrouw dat ze in de ogen van Foster de liefdevolle ogen van Christus zelf zag.

  4. Daarom kan het helpen “om het kruis tussen uzelf en biechteling in te zetten. Dit doet u door te bidden terwijl u uw verbeeldingskracht gebruikt. Dit beschermt de mensen tegen uw louter menselijke emoties en beschermt u tegen beschadigende invloeden. Alles wordt gefilterd door het licht van het kruis. Uw menselijk medeleven wordt versterkt door de goddelijke liefde.”

  5. Je bidt niet alleen (in stilte) voor de biechteling die zijn verhaal doet, na afloop van zijn verhaal bid je ook mét hem. En voorafgaand of tijdens het gebed spreek je ‘absolutie’ uit: “In de naam van Jezus Christus: ontvang vergeving”.
    ”Belijden we onze zonden, dan zal Hij, die trouw en rechtvaardig is, ons onze zonden vergeven en ons reinigen van alle kwaad.” ( 1 Johannes 1:9)
    ”We hebben een pleitbezorger bij de Vader: Jezus Christus, de rechtvaardige. Hij is het die ver-zoening brengt voor onze zonden, en niet alleen voor die van ons, maar voor de zonden van de hele wereld.” ( 1 Johannes 2: 1b-2)
    ”Al zijn je zonden rood als scharlaken, ze worden wit als sneeuw, al zijn ze rood als purper, ze worden wit als wol.”  (Jesaja 1:18)
    Die vergeving door Christus is heel werkelijk en werkzaam.

  6. Daarnaast kun je ook bidden om genezing van de innerlijke wonden die de zonde in iemands leven geslagen heeft. Dit gebed kan je laten vergezellen door een handoplegging (of zalving met olie). We vragen God om diep door het innerlijk heen te gaan / de pijn van het verleden te helen.

“De geestelijke oefening van de biecht maakt een eind aan alle valse schijn. God roept een kerk tot aanzijn die openlijk haar zwakke menselijkheid kan belijden en weet heeft van de vergevende en versterkende genade van Christus. Eerlijkheid leidt tot schuldbelijdenis en schuldbelijdenis leidt tot bekering.”  (Foster, 140)

Wat vergeving niet is …

Vergeving is niet:

  1. Doen alsof het niet erg is wat er is gebeurd of is gedaan. Een biechteling heeft geen behoefte aan ontwijken of verkleinen van de schuld, maar een onder ogen zien van de zonde en een woord van vergeving.
  2. Na vergeving de pijn direct kwijtraken. Sommige mensen denken dat: als iemand nog pijn voelt, heeft hij nog niet van harte vergeven. Dat is niet waar. Het kan zijn dat je de pijn nog lange tijd voelt. Vergeving schenken betekent niet het einde van de pijn.
  3. Vergeving is ook geen synoniem voor vergeten. Vergeten is vaak onmogelijk. De herinnering blijft, de behoefte aan vergelding verdwijnt.
  4. Vergeving betekent ook niet altijd dat de relatie weer wordt zoals het voorheen was. Soms zal de relatie nooit meer dezelfde zijn. Door Gods genade kan de relatie honderdvoudig verbeteren, maar hetzelfde wordt het nooit. “Een gelijmd kopje heeft altijd nog een scheur."

 

Bronnen:
-    Richard Foster, Het feest van de navolging, pag. 131-143.
-    Andrew Comiskey, Kracht in zwakheid– de genezende kracht van genade, pag. 132-136.
-    Agnes Sanford, The Healing Light, pag. 116-121.
-    Johan Weij, Mijn zonden heb ik U gebiecht